Gorka
was hier
Beroemd zal hij niet meer worden, maar hij blijft
een voortreffelijke zanger: John Gorka, de 57-jarige singer-songwriter
uit Amerika. Acht jaar geleden zag ik hem voor het eerst optreden,
een intens concert in een zaaltje in Lage Vuursche. Deze week zong
hij in de Tolhuistuin (‘Paradiso Noord’) in Amsterdam. Hij was grijzer
en kaler geworden, maar zijn stem had nog niets geleden.
Dit
type zanger fascineert me. Als handelsreizigers in muziek gaan ze
moederziel alleen over de wereld; een gitaar, een stem en een handvol
songs, dat is alles wat ze te bieden hebben. Hun publiek is klein,
maar trouw – al die zaaltjes lopen vol.
Kort
voor het Amsterdamse concert begon, kwam een mij onbekende man op
mij af. Hij had destijds het
stukje gelezen dat ik over het concert in Lage Vuursche schreef;
zelf kende hij het werk van Gorka toen nog niet. Hij herinnerde
zich nog dat mijn dochters zijn muziek ook hadden gewaardeerd. Inmiddels
was hij zelf een groot fan geworden, „met de hele familie”, en bezocht
hij nu al het vierde concert van Gorka. Dat zijn de fans die zulke
artiesten op de been houden; recensies, interviews en tv-optredens
krijgen ze zelden.
„Ik
heb een roadmanager”, grapte Gorka tegen zijn publiek, „bij hem
kunt u na afloop terecht om mijn cd’s te kopen, en dan zult u zien
hoeveel hij op mij lijkt.”
Na
het concert zat hij een half uurtje te signeren. Alles moest hij
zelf doen: de cd’s van het cellofaan ontdoen, afrekenen en vragen
beantwoorden. Hij onderging het dankbaar. Mijn vrouw liet de cd
So dark you see (uit 2009) signeren, wat me nogal jaloers maakte
omdat ze mij nog nooit om een gesigneerde columnbundel heeft gevraagd.
„Zei
hij nog wat bijzonders?”, vroeg ik quasi-onverschillig. „We hadden
het over zijn stem die zo goed gebleven is”, antwoordde ze. „U rookt
zeker niet, vroeg ik hem. Dat klopte. En hij vertelde dat hij zijn
stem nooit overbelastte: don’t push your voice.”
Gorka
wordt een folkzanger genoemd, maar tegen The Huffington Post zei
hij dat hij zich eerder „een mengeling van folk, rhythm and blues
en gospel” vond. Ik beschouw hem vooral als de melodieuze voortzetting
van de vroege Bob Dylan dankzij zijn fraaie ballads, zoals I Saw
A Stranger With Your Hair, Love Is Our Cross To Bear, Italian Girls
en Can’t Get Over It.
Zijn
werk staat dichtbij de poëzie, zoals blijkt uit zijn bewerkingen
van gedichten, bijvoorbeeld het indrukwekkende, pacifistische Where
No Monument Stands naar een gedicht van William Stafford.
Hij
vertelde zijn publiek in Amsterdam dat hij altijd voor zijn muziek
geleefd had; slechts drie jaar had hij een vaste baan – als bezorger
van bloemen – gehad. Op het podium is hij in zijn element, daar
durft hij zich te laten gelden, maar buiten de zaal – zegt hij zelf
– is hij een verlegen, sociaal onhandige man. „Op het podium kan
ik met mensen contact maken op een manier die mij daarbuiten niet
lukt door mijn verlegenheid.”
Hij
leeft met zijn gezin in Minnesota. „Het is goed om een plek te hebben
waar je thuiskomt.” Hij is vastbesloten door te gaan met reizen
en spelen en „de muziek te ontdekken die ik in mij heb”.
Zijn
muziek heeft hij ook wel ‘een toevluchtsoord’ genoemd. Voor zijn
publiek én voor hemzelf. Terecht.
|